Is het verzend of verzendt? Spelling uitgelegd in begrijpelijke taal

Is het verzend of verzendt? Spelling uitgelegd in begrijpelijke taal

Veelgemaakte fouten bij werkwoordspelling

In de Nederlandse taal worden er vaak fouten gemaakt bij de vervoeging van werkwoorden. Een van die veelvoorkomende vergissingen is het verschil tussen verzend en verzendt. Veel mensen vragen zich af wat nu de juiste spelling is en in welke context je welke vorm gebruikt. In dit artikel leggen we je duidelijk en begrijpelijk uit wat het verschil is tussen beide vormen.

Wanneer gebruik je 'verzend'?

Het werkwoord verzenden is een zwak werkwoord. Wanneer je de stam van het werkwoord gebruikt, kom je uit op verzend. De stam haal je door -en van het hele werkwoord af te halen. Dus bij verzenden is dat verzend.

Voorbeelden van 'verzend'

'Verzend' gebruik je in de ik-vorm of in de gebiedende wijs. In de ik-vorm zeg je bijvoorbeeld: Ik verzend de brief vandaag nog. In de gebiedende wijs gebruik je het om iemand een opdracht te geven: Verzend het pakket meteen!

Wanneer gebruik je 'verzendt'?

'Verzendt' is de derde persoon enkelvoud in de tegenwoordige tijd. Als je praat over hij, zij of het, dan gebruik je deze vorm.

Voorbeelden van 'verzendt'

Je zegt bijvoorbeeld: Hij verzendt het document elke maandag. Ook kun je zeggen: De webshop verzendt alle bestellingen binnen één werkdag. Deze vorm komt ook voor als je een vragende zin maakt met een inversie, bijvoorbeeld: Verzendt hij het pakket op tijd?

Tips om het verschil te onthouden

Het verschil zit hem dus in de persoon van het onderwerp in de zin. Gebruik verzend bij 'ik' en opdrachten. Gebruik verzendt bij 'hij', 'zij' of 'het'. Twijfel je? Probeer dan een andere vervoeging van het werkwoord in te vullen of herschrijf de zin. Zo kun je makkelijker controleren of het juist is.

Samenvatting

De spelling van werkwoorden in het Nederlands blijft lastig, maar als je eenmaal het systeem begrijpt, wordt het makkelijker. Verzend gebruik je in de ik-vorm en bij opdrachten. Verzendt hoort bij hij/zij/het. Door je zinnen goed te analyseren en regelmatig te oefenen, word je vanzelf beter in werkwoordspelling.